Het op 10 oktober jongstleden gepubliceerde regeerakkoord van VVD, CDA, D66 en CU zegt over slachtofferbeleid het volgende:
De positie van het slachtoffer blijft een speerpunt, in het bijzonder bij de herijking van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast wordt ingezet op het wegnemen van knelpunten in de praktijk (doorverwijzingen, confrontaties, et cetera).
Daarnaast worden belangrijke dingen gezegd over bescherming tegen mensenhandel, en versterking van herstel (-bemiddeling/-recht) in het bijzonder in het jeugdstrafrecht. Stuk voor stuk belangrijke uitgangspunten voor de komende vier jaar. Daarbij past de observatie dat kennelijk een periode van consolidatie is aangebroken en dat geen revolutionaire veranderingen verwacht mogen worden.
Ik ben daar blij mee, consolidatie is nu terecht omdat er in de praktijk nog veel een vaste plek moet krijgen rondom de positie van het slachtoffer.
Toch ben ik ook wat teleurgesteld omdat niet wordt uitgesproken dat een samenhangende visie op vergoeding van schade van slachtoffers moet ontstaan. Ik pleitte daar eerder voor. Daar ligt nog een mooie uitdaging voor de beleidsmakers. Ontwikkel op basis van de stapel rapporten, die er inmiddels ligt, een samenhangende, heldere, toegankelijke en effectieve manier om die schade te regelen. Wij zijn als Schadefonds meer dan bereid om over de ontwikkeling van die visie mee te denken.
Een recente discussie in het advocatenblad getuigt van de noodzaak het tot nu verworvene te consolideren. Enerzijds is er de strafrechtadvocaat die vindt dat het uitgangspunt van de onschuldige verdachte tot aan de veroordeling te veel onder druk staat door het spreekrecht. Anderzijds zijn er de advocaten uit de slachtofferhoek die vinden dat het uitgangspunt van die onschuldpresumptie te sterk is geworden.
Voor mij zijn het verschijnselen die laten zien dat de praktijk nog altijd niet voldoende is ingesteld op die rol van het slachtoffer. En dat wordt, juristengetrouw, uitgevochten in termen van ‘tegenover elkaar’. Oude juristerij kortom. Ik ga ervan uit dat de rechten die het slachtoffer uitoefent, en die terecht vastliggen in de wet, moeten meewerken aan zijn of haar herstel: het terug brengen in de kracht van het leven die er tevoren ook was.
Het toekennen en laten uitoefenen van die rechten is een kwestie van menselijk fatsoen, ook in de rechtszaal. En het is niet meer of minder een kwestie van fatsoen dan dat de neerslag van alle straf-processuele normen dat is. Zo is de uitbreiding van die slachtofferrechten zo terecht mede in de rechtszaal ontstaan. De rechter is gaandeweg gaan accepteren dat slachtoffers zich meer uiten dan strikt was toegestaan. Ik noem dat als mooi voorbeeld van hoe het recht zich levend ontwikkelt met de samenleving.
Alles hangt af van de manier waarop wij dat verder vormgeven. Daar nog veel te doen en te leren. Maar laat ons nu niet de weg verlaten waarop we slachtoffers rechten bieden die echt bijdragen aan herstel, omdat juristen niet goed kunnen omgaan met de emoties. Die emoties horen nu eenmaal bij het vak van de strafrechtspleging.
We moeten die dan beter leren hanteren. Dan verrijkt de invloed die het slachtoffer kan uitoefenen op het strafproces de inhoud en uitkomst daarvan. En nog belangrijker: het helpt de slachtoffers terug te brengen in hun kracht.
En laten we het ook vooral niet laten bij consolideren alleen. We hebben dringend behoefte aan een samenhangende visie op schade. Wij denken mee.
Ludo Goossens,
Voorzitter Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven